In autoland zijn de kaarten nog lang niet geschud. Nu Nissan het stuur heeft overgenomen bij Mitsubishi, en de alliantie van deze autofabrikant met Renault een podiumpositie op het wereldtoneel ambieert, hebben de Japanse landgenoten Toyota en Suzuki aangekondigd dat zij meer gaan samenwerken.
In eerste instantie heeft de krachtenbundeling tussen Suzuki en Toyota betrekking op zalen als milieubeleid, veiligheid en informatie technologie. Dit zijn de aspecten waar tegenwoordig heel erg de focus ligt van autofabrikanten. Daarbij valt op dat met name Toyota, of misschien nog wel meer haar premiumdochter Lexus, moeite heeft om het innovatietempo van de Duitse concurrentie op het gebied van bedieningsvriendelijkheid van infotainment systemen bij te houden.
Suzuki zal Toyota op dit punt weliswaar niet het licht kunnen zijn, maar wel de positie van de Japanse concerns in zogeheten opkomende economieën kunnen versterken. Het geld dat daarmee bespaard c.q. verdiend wordt, kan vervolgens geïnvesteerd worden in hightech om bovengenoemde achterstand op de Duitse premiummerken weg te werken.
Door het herschudden van de kaarten in de Japanse auto-industrie blijven er op termijn slechts een handjevol grote spelers over: het kamp Toyota (inclusief Daihatsu en Subaru), diens grote rivaal Nissan en kornuit Mitsubishi, het eigenwijze Honda en Mazda. Met name de positie van de laatste is kwetsbaar. Suzuki was eerder in bed gekropen bij Volkswagen, maar dit huwelijk bleef kinderloos. Er moest een rechter aan te pas komen om de scheiding af te wikkelen.
Een dingetje is nog wel het zogeheten kei-car segment. Daar leveren Daihatsu en Suzuki momenteel felle concurrentiegevechten, en domineren zij samen de markt. Bij een krachtenbundeling kan de Japanse equivalent van de Mededingautoriteiten tot de conclusie komen dat zij in het kei-car segment te sterk vertegenwoordigd zijn om gezonde concurrentie te garanderen. Het gevolg kan dan zijn dat zowel Daihatsu als Suzuki in eigen land dealers moeten verkopen.